top of page
IMG_2553_edited.jpg

Corrie en Peije en de verdwijnende wereld van de kleine boer

Juni 2023

Ze begonnen met melkbussen en molken de koeien nog in het land. Het was niet simpelweg een andere tijd, het was gewoon een andere wereld. Hoe Corrie en Peije Verdoold in een enkel mensenleven het platteland zagen veranderen.

Die teen lag er vrijwel af, dat was wel duidelijk, maar bloeden deed het gek genoeg niet. Het groepje schoolkinderen kijkt op het dek van de ophaalbrug geschrokken toe, de petten vertwijfeld op het achterhoofd. Het koste nogal wat moeite om de voet tussen de sponning van de brug vandaan te krijgen. De drie boeren die het uiteindelijk toch voor elkaar kregen zien nog rood van de inspanning. Vrouw Vermaat staat er hoofdschuddend bij, want hoe vaak heeft ze tijdens het opdraaien van de brug niet gewaarschuwd dat er ongelukken van zouden komen. “We gingen altijd op de brug staan als ie omhoog stond. En dan hielden we ons aan de bomen vast en ging je met de brug naar beneden”, vertelt Peije. “Ik kwam van de andere kant en wilde er het laatste stukkie opstappen of te kijken of ik nog mee kon zakken.” En dan, verontschuldigend bijna: “Het was het enige verzetje.”

Bevroren handen

De verleiding is groot, om het verhaal te vertellen van hoe het vroeger allemaal beter was. Hoe het leven overzichtelijker was, hoe veel groter de saamhorigheid was. Want ja, het is allemaal waar, maar het had nadrukkelijk ook een andere, harde kant. “Vroeger werd er heel veel lichamelijk gevraagd”, vertelt Peije Verdoold. De tanige boer met 74 jaar op de teller heeft een kort baardje en vriendelijke pretogen. Maar als hij begint te vertellen over hoe het vroeger toeging, knijpt hij zijn ogen samen, als of hij de moeite van toen weer voelt. “In de herfst baggeren, met die kouwe handen, dan waren je handen bevroren”, begint hij. “ En mest wegbrengen, met die schouw hier. Dat werd altijd met die schouw gedaan.” Hij wijst door het kleine raam van de boerderij naar buiten naar de sloot naast het huis, waar die schouw vroeger talloze malen heen en weer voer. Twee meerkoeten hebben nu helemaal het rijk alleen op het verstilde water.

Met 15 jaar van school

En dan zijn vrouw Corrie. Ze praat met de rustige gelatenheid van iemand die zich niet snel meer door het leven laat verbazen. Het werkzame leven begon voor haar al vroeg. “Ik was 15. We maakten altijd kaas. Ik kon goed leren, maar je hoefde niet te denken dat je…” Ze valt even stil, graaft in haar geheugen en gaat dan verder. “De leraar kwam nog van school vertellen dat ik naar de MULO mos. Nou, dat gebeurde helemaal niet hoor. We waren met z’n tweeën. Mijn moeder was altijd ziek, die had erge reuma, dat stond helemaal krom, die handen... Ik most thuiskommen. Drie jaar huishoudschool en klaar. Toen ben ik gaan kaasmaken.”

'Je was toch gauw tevreden'

“Je zeg wel: die goeie ouwe tijd… Het was allemaal iets gezamelijker, maar het was ook geen rozengeur hoor”, vult Peije haar direct aan. “Hier verderop zaten ook boeren met 8 of 10 koeien, allemaal met een paar kinderen. Dan heb je het ook niet zo breed.” Bij Corrie thuis in Berkenwoude was het wel wat beter. “Mijn vader, die molk er thuis 26 of 27. Maar bij vriendinnen thuis, die hadden ook een boerderijtje, die molken er 7 of zo. Je had wel veel van je eigen, een groentetuin en melk en een eigengemaakt kaassie. Je was toch gauw tevreden”, verzucht ze en duikt in haar verbeelding om een lang vervlogen tafereel terug te halen. “Er lag een zeiltje op de tafel, een hekje rond de kachel met de kleren. Zo was het!” Peije: “Het was zeker passen en meten. Dan aten  ze wel eens een varken op. In de herfst had je varkensslachters, had je weer een half jaar vlees.” Corrie: “Zo ging het. Je wist niet beter”, zegt ze zacht maar beslist.

60 jaar actief in het verenigingsleven

Maar naast het leven van hard werken, van om 4 uur ‘s ochtends opstaan en om 11 uur ‘s avonds nog met de kaasmakerij in de weer, naast dat dag in dag uit aanpoten, hadden ze altijd energie om er dingen naast te doen. Het was dan wel werken van vroeg tot laat, toch vonden ze altijd wel ontspanning.  De muziekvereniging, voetballen, de ijsvereniging, de buurtvereniging, de kaaskeuring, het werd er allemaal bij gedaan en niet zo’n beetje ook. Natuurlijk als deelnemer, maar ook als voorzitter, als voortrekker. Gaat het Peije begin jaren zeventig aan het hart dat de roemruchte Negendorpentocht een stille dood gestorven lijkt te zijn, dan reanimeert hij met nog drie anderen eigenhandig die Krimpenerwaardse monstertocht. “Dat was maar één ding”, zegt Peije als hij hier aan wordt herinnerd. “Ik stond 60 jaar in de muziek en ik stond 60 jaar in de buurtvereniging. En ik doe eigenlijk niet liever. En mijn zoons, die zijn ook weer zo.”

Hekel aan koeien

Met het kruipen van de jaren werd het werk lichamelijk gaandeweg in wel wat minder zwaar. “We begonnen met melkbussen”, zegt Peije om aan te geven wat een gesjouw het vroeger was. “We molken nog in het land. Er zijn nog altijd wel een paar mensen die in het land melken, maar sjongejonge. De eerste jaren met de schouw, later met de trekker”, vertelt hij over hoe de melkbussen uit het land richting de boerderij kwamen. “Dan gingen we naar achter. Dan was je klaar met melken en was je weer thuis, dan kon je eerst die bussen uit de schouw zetten en naar binnen dragen, dan leeggieten, dan al die bussen boenen. Sjongejonge. Je ken het niet meer vergelijken met 50 jaar geleden. Mijn oudste zoon zegt het wel eens: ‘Toen heb ik een hekel gekregen aan koeien’. We hadden er hier 20 staan, in de schuur nog 20 en daarachter hadden we nog een schuur, daar stonden er 10. En het moest allemaal het eten met de kruiwagen binnen brengen. En de mest er weer uitscheppen en weer buiten brengen. In de eerste jaren voetbalde ik nog, en dan had ik ’s ochtends nooit geen tijd om om die koeien te mesten. Dan moest ik gauw om 8 uur, half negen, negen uur weg, want dan moest het eruit. Want potverdikkie het was wat.”

Geen opvolging

De drie zoons van Corrie en Peije hadden niet zo’n zin in het zware boerenleven, maar met de instelling die ze van hun ouders mee kregen zijn ze wel allemaal goed terecht gekomen. Harde werkers zijn overal welkom, zo blijkt. “Onze jongens hebben veel geleerd”, zegt Corrie met ogen die tintelen van ingehouden trots. “Een zit er bij ABN in Amsterdam, die heb een baan, die wordt nooit geen boer.. Hij is al 49 hoor. Peije: “Heb er nooit ingezeten.” Corrie: ”Jasper niet, die was altijd aan het lezen Nou, die is econoom. En de middelste dat was geen leerder, die zit in een bakkerij. Vindt hij ook geweldig. Dat is zijn hobby en dat is zijn werk. En de jongste die zit bij de belastingen. Maar ze staan er niet rot tegenover, ze zijn best wel bereid om te helpen.”

'Je hebt al het geld weggegooid'

Jasper, de econoom, vond als jonge vent al dat die boerderij maar moest worden opgedoekt. “Hij wist 40 jaar geleden al hoe het moest”, grinnikt Peije. “Dat we er beter mee uit konden scheien. Verkoop die tent toch! Maar hij had wel gelijk. Er is een tijd een melkquotum geweest, dan kon je 2 euro de liter krijgen. Da’s een poos geweest. Toen had ik ruim drie ton melk. Had ik zes ton kunnen vangen. Alleen voor de melk he. Ik heb het melkquotum voor niks gekregen. Corrie, met wat spijt in haar stem: “Nou is het allemaal vervlogen.” Peije: Toen het eraf ging zei hij: ‘Je hebt al het geld weggegooid’. En dat is nu weer zo: je hebt fosfaatrechten. Die zijn ook 270 euro per kilo waard geweest, twee jaar geleden. En nu zijn ze ook 125 euro.”

Geen rozengeur en maneschijn

De schaalvergroting, al ingezet onder de grote Groningse landbouwhervormer Sicco Mansholt, sloeg ook Stolwijk niet over. Kleine boertjes met 10, 15 koeien delfden al snel het onderspit. Peije en Corrie lieten zich niet opjagen. “Wij hebben niet zoveel grote stappen gemaakt. Met altijd onze eigen melk en 50 koeien hebben we kleine kaasjes gemaakt”, zegt Corrie. De boeren die meegingen met de schaalvergroting hebben het als bedrijf tot nu toe misschien gered, maar vanzelfsprekend is het voortbestaan van hun bedrijf niet, ziet Peije. “De boeren die de laatste jaren erg geïnvesteerd hebben, die zitten erg zwaar. Als je 150, 200 koeien hebt, dan is het net zo erg hoor. Het is niet dat je het dan makkelijker heb. Dan heb je het lichamelijk en geestelijk veel zwaarder. Het is natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn.”

IMG_2556_edited.jpg

Rijkdom

“We hadden een keukendeur, daar zat een stikker op: Wie niet steelt of erft, zal blijven werken tot ie sterft.” Het vat wat Peije betreft het boerenleven samen. Toen en nu. Maar met al het verenigingsleven, met drie zoons die met de gestaalde mentaliteit van het platteland opgroeiden en het ver schopten, wisten Peije en Corrie in een periode dat het platteland de grootste verandering onderging sinds de ontginning van het poldergebied, met hun boerenbedrijf te overleven én ook nog veel terug te geven aan de gemeenschap in Stolwijk. En ook dat is rijkdom.

Ouwe hooischudder

Soms, heel soms, neemt het verleden nog even een kijkje. “Ik had een ouwe hooischudder, die stond al 25 jaar in de schuur. De jongens zeiden: gooi dat ding in het ouwe ijzer, maar ik zeg: dat hoef niet. Het was een oude vorkenschudder, die gooide netjes het hooi zo naar achteren. En dan met een paard. Dat ding was verroest. En er was een die had een ouwe maaimachine opgehaald. Ik zei: je kan die schudder krijgen, als je ‘m opknapt en niet verkoopt. Ik heb 'm gerolen voor een geit. Maar de jeugd geeft er to-taal niks om. Ze hebben er nooit mee gewerkt en dan staan ze te kijken van: ‘Het zal wel. Gooit ‘em maar in het ouwe ijzer’. Daar geven ze heel niet om. Er verandert toch veel.” 


En die teen? Die was Peije voorgoed kwijt. “M’n linkervoet is kleiner”, zegt hij dik 60 jaar later met een grijns. “Hij heb maar 9 tenen”, licht Corrie toe voor de zekerheid toe. “Ja, m’n grote teen is er af”, besluit Peije. “Ik heb er geen last van. Alleen als het erg koud wordt, dan voel ik het. Dan komt er ander weer aan. Als er regen komt dan voel ik het.”

bottom of page